Met dank aan Peter Schrama.
Negentien jaar geleden, nog voor de eerste ‘kunstmaan’, de Russische Spoetnik-l, zijn pieptonen naar de aarde zond, beleefden de Nederlandse radioluisteraars de meest fantastische ruimteavonturen. Knus gezeten tussen theelichtje en radiomeubel volgden ze zo vanuit de veilige bescherming van de huiskamer het KRO-hoorspel ‘Sprong in het heelal’, spelend omstreeks 1972. Daarin werd de avontuurlijke eerste reis naar de maan beschreven, en in een latere serie een expeditie naar Mars. Die serie, ‘Het Marsmysterie’ wordt dit najaar herhaald. Vrijdag wordt deel 5 uitgezonden (Hilversum 1, 19.30 uur). Er is intussen zoveel op ruimtevaartgebied gebeurd dat men nauwelijks meer opkijkt van een rechtstreekse reportage van een echte lancering, ruimtekoppeling of maanlanding. K. Schippers zet uiteen waarom men toch maar (weer} naar ‘Sprong in het heelal’ moet luisteren.
Tot de waarlijk grote ontdekkingen van de jaren zestig en de geschiedenis over die tijd in Nederland (A-dynamiek, Provo, Hitweek, De Nieuwe Stijl, Hoepla, Haagse Post-journalistiek etc.) moet nu maar eens snel geschreven worden – behoort het Jeugdsentiment, een uitvinding van Wim Noordhoek en de zijnen, die in 1966 zelfs een stichting van die naam oprichtten. Het sentiment ging vooral uit naar de jaren vijftig. De periode van blokken op de fietstrappers, de nieuwe welvaart (ijskast, televisie, wasmachine), de plusfour en de petticoat, maar ook van de hete en koude oorlog (Korea, Suez, Hongarije).
Maar het aardigste was dat de Stichting Jeugdsentiment onnadrukkelijk, maar precies een nieuwe vorm van geschiedschrijving had uitgevonden. Niet de bekende grote gebeurtenissen, maar aandacht voor ,die dingen uit de jaren ‘50 waaraan wij een emotionele betekenis toekennen (Noordhoek). Die aandacht zou, indien gericht op andere decennia, ook een fraai tegenwicht voor de officiële historie kunnen vormen: het jeugdsentiment als techniek om schijnbaar onbelangrijke gebeurtenissen, situaties en voorwerpen voor het nageslacht te bewaren.
De radio was voor velen in de jaren vijftig de voornaamste bron van – cultuur. Er waren huizen, waar hij met de nieuwsberichten van acht uur werd aangezet om pas bij het Wilhelmus van 12 uur ‘s-nachts weer te zwijgen. En nadat de Stichting Jeugdsentiment zich zelf bij de verschijning van het “Groot gedenkboek van de jaren vijftig” (Thomas Rap, Amsterdam – 1968) had opgeheven, was het nauwelijks een wonder, dat de Hilversumse programmamakers het idee van Noordhoek c.s. gingen gebruiken om bewaard gebleven muziekjes en stemmen uit de archieven te plukken.
De familie Doorsnee, Pete Felleman, Mimoza, Willem Parel, de Showboat, Het Hangt aan de Muur en het Tikt – soms leek het wel of het geen herhaling was, maar of de jaren vijftig zélf weer bezit hadden genomen van wat steeds meer discjockeys “die goeie ouwe stoomradio” gingen noemen. Als Wim Noordhoek een copyright op het nieuw gevonden woord had kunnen krijgen, was hij er rijk aan geworden.
De herhaling van de hoorspelserie “Sprong in het heelal” kan men ook als een uitloper van het in 1966 genomen initiatief zien. Daar zijn ze weer, de stemmen, die zo vertrouwd waren, dat ze zelfs in de meest hachelijke situaties toch knus en gezellig bleven. Je rook even aan het gevaar, het avontuur, maar het paste op de een of andere manier bij het dressoir en de crapauds; na de afkondiging van de al even vertrouwde omroepstem was alles immers weer veilig.
De serie was overigens niet van Nederlands fabrikaat. Hij werd geschreven door Charles Chilton. In 1955 was het onderwerp een ruimtevlucht naar de maan (inmiddels gerealiseerd), in 1956 ging hetzelfde ploegje astronauten op weg naar Mars (nog steeds toekomstmuziek). Citaat uit de Katholieke Radio Gids van 23 september 1956: “Het boeiende van dit verhaal is, dat de fantasie steeds wortelt in wetenschappelijke feiten en theorieën, waardoor alle gebeurtenissen voor ons gevoel binnen de sfeer van het mogelijke liggen, al lijken zij vaak ongerijmd en nog zo gedurfd.
De luisteraars waren in die “wetenschappelijke feiten” niet zo geïnteresseerd. Het ging juist om een combinatie van spanning en de gedachte, dat zoiets toch niet echt zou kunnen. Wie gingen er de lucht in? Het waren hoofdingenieur Steve Mitchell (Jan van Ees), ruimtevaartmedicus dr. Matthews (Adolf Bouwmeester), piloot Frank Rogers (Paul van der Lek), gezagvoerder Jeff Morgan (John de Freese), radiotelegrafist Jimmy Barnet (Jan Borkus), die onder regie van Léon Povel twintig zondagavonden achter elkaar moesten concurreren met de waanzinnig populaire speurhoorspelen van Paul Vlaanderen, waarin Jan van Ees ook al een hoofdrol vervulde.
Het is merkwaardig dat het radiohoorspel bijna geen echt klassieke werkstukken heeft opgeleverd. Herhalingen moeten het bijna altijd hebben van het nostalgische gevoel van de luisteraar; het gevoel van: dus daar hebben we zo’n twintig jaar geleden met z’n allen naar geluisterd… En tijdens het luisteren dwalen we af naar familie en bekenden, huiskamers of slaapkamers (kleine radio onder de deken), die we zo vanzelfsprekend met het hoorspel associëren.
Toch is het hoorspel als uitdrukkingsmiddel geen minderwaardige vorm. Beckett en Ionesco hebben verschillende luisterspelen geschreven. Maar Nederlandse schrijvers hebben zelden iets voor de radio kunnen maken waarover je nu nog denkt: dat zou ik nog wel eens willen horen. Niet voor niets werden populaire series als Paul Vlaanderen en De sprong in het heelal door buitenlanders geschreven.
Het zou interessant zijn om te weten hoe “De sprong in het heelal” vooral bij jongens van acht tot vijftien overkomt. Zouden al die maanreizen, die, in het echt’ nu al zo vaak op de televisie zijn geweest, de illusie, die in de jaren vijftig toch het grootste bestanddeel van de serie was, grondig verstoren? Of zou de spanning zelf groot genoeg zijn en vergeet je dat wat toen droom was intussen dubbel en dwars werkelijkheid is geworden? En hou je het nog vol – twintig weken naar één verhaal luisteren?
Voor de ouderen kan deze confrontatie een ander spel opleveren. Bladeren in een boek met foto’s over de verschillende maanlandingen zou een beeld kunnen opleveren, dat een aardig kontrast vormt met de toen nog fictieve reis. Een oom of tante opzoeken bij wie het interieur uit de jaren vijftig nog intact is gebleven – dat zou een passend décor voor de serie kunnen opleveren, waarbij vanzelf de gedachtestroom feiten en herinneringen oplevert, die verloren leken te zijn gegaan. Goedkoper dan de psychiater.
En dan die stemmen! De prachtige chic van Jan van Ees, die zelfs in een deftige lettergreep nog een stijlvolle dreiging wist te leggen. Jan Borkus, John de Freese en Paul van der Lek – herkent u ze nog? Misschien dat “Sprong in het heelal” voornamelijk een hernieuwde kennismaking met bevriende stemmen betekent. We hebben ze zo vaak gehoord en we konden nooit iets terug zeggen. Ze waren in de kamer en tegelijkertijd ook niet. Onverwoestbaar radiomeubilair – laten we nog eens gaan zitten.