Schrijver: Arch Oboler
Vertaling: H. de Wolf
Regie: Hero Muller
Inspiciënt: Léon du Bois
Aantal delen: 1
Totale duur: 1 uur en 11 minuten
Omroep: AVRO (05-01-1978)
Genre: Historisch
Resumé:
Peinzend zat mevrouw Nadeschda Philaratowna von Meck voor zich uit te staren in haar rijke maar donkere salon in een stad van het keizerlijke Rusland rond 1860. De middelbare leeftijd was ze reeds gepasseerd, haar man was gestorven en in haar ogen had het leven geen zin, geen doel en geen eind meer. De kinderen die haar echtgenoot haar had nagelaten leefden hun eigen leven.
En ondanks die kinderen, haar huishouding, haar beleggingen, de spoorwegen die van haar waren, bezat ze niets en toch moest ze iets hebben. Dat “iets” kwam in haar leven via de persoon van Nicolaas Rubinstein, die bij haar aanklopte en om financiële steun kwam vragen voor een van zijn leerlingen, niemand minder dan Pjotr Iljitsj Tsjaikovski.
Vanaf dat moment veranderde het leven van mevrouw Von Meck. Er ontstond een drukke correspondentie tussen haar en de nog jeugdige Russische componist. Ze werd zijn rijke bewonderaarster en betaalde al zijn schulden.
Na zijn ongelukkig huwelijk had Tsjaikovski via briefwisseling de vierde symfonie in 1877 opgedragen aan mevrouw Von Meck. De componist had haar bij deze gelegenheid “mon meilleur ami” genoemd. Ondanks de veelvuldige correspondentie had ze Tsjaikovski nooit gesproken, maar slechts enkele keren uit de verte gezien. Zijn schuwheid was toen nog bekend door zijn uitspraak: “Het samenzijn met mensen is alleen dan aangenaam, wanneer het tot geen gesprek verplicht.”
Extra:
Deze versie, onder regie van Hero Muller, zond de AVRO uit in 1978. De AVRO zond een andere versie van dit verhaal uit in 1964, onder regie van Dick van Putten.
Bron: Hoorspelen.eu