Collectie: De uitzondering en de regel

Afbeelding van Geronimo

Schrijver: Bertolt Brecht
Vertaling: C.J. Privé
Regie: Coos Mulder
Aantal delen: 1
Totale duur: 62 minuten
Omroep: VPRO (02-12-1960)
Genre: Sociaal

Resumé:
“Vind het zonderling – ofschoon niet vreemd / Onverklaarbaar – hoewel gewoon / Onbegrijpelijk – ofschoon ’t regel is.” Bovenstaande paradoxen schreef Bertold Brecht, de satiricus, die met zijn scherpe pen mens en maatschappij van zijn tijd hekelde, in de inleiding van zijn spel “Die Ausnahme und die Regel“. Als zijn meeste stukken is ook dit stuk een felle aanklacht tegen de heersende moraal, tegen het recht, dat in de ogen van Brecht “krom” is, tegen de vernedering van de armoe en de heerszucht van de rijke. In felle tinten plaatst Brecht in dit aangrijpende spel recht en onrecht tegenover elkaar. Het is bijna een zwart-wit-tekening, zo sober, zo zonder versiering heeft hij zijn verhaal gesitueerd, ware het niet, dat hij de conclusie aan de lezer-luisteraar overlaat.

Het laatste woord is aan het geweten, dat in dit stuk de uitzondering boven de regel zal verkiezen. De geschiedenis speelt zich in hoofdzaak af tussen drie mensen: een koopman, een gids en een drager die door een woestijn trekken. De koopman, Karl Langmann, jaagt zijn mensen op. Hij wil eerder dan zijn concurrenten in de stad Urga zijn, waar hij voor weinig geld een olieconcessie kan kopen. Komt hij niet als eerste in deze plaats aan, dan zal hij zijn kans verkeken zien. Zijn hebzucht drijft hem voort. Hij mishandelt zijn mensen, terwijl hij het uiterste vraagt.

Uitgeput arriveren zij in de laatste pleisterplaats Han, waar korte tijd halt wordt gehouden. Daar komt het lot tot een eerste uitbarsting. In woede ontslaat Langmann zijn gids, die de euvele moed heeft hem tegen te spreken. Hij zal nu, alleen met zijn drager, het laatste en zwaarste traject moeten afleggen: de woestijn Jahi, die geen weg meer kent en waar de struikrovers vrij spel hebben.

Het zijn twee mensen die niets met elkaar gemeen hebben: de koopman en de drager, die nu op elkaar aangewezen zijn. Er is geen begrip tussen hen, geen band. De drager denkt alleen aan het schamele loon dat hem aan het eind van deze uitputtende tocht te wachten staat, de koopman is vervuld van het gevaar. De verlatenheid, de concurrenten die hem op de hielen zitten, de rovers die op de loer liggen, ja zelfs de drager die ondanks de behandeling die hij moet ondergaan geen wrok jegens zijn meester koestert, het zijn allemaal vijanden voor hem, Karl Langmann. Zij willen zijn geld, zijn leven. Zo dénkt hij tenminste.

En het komt niet in hem op, dat de drager van een menselijker soort mens zou kunnen zijn dan hijzelf. Die drager met toch alle reden hebben om hen te haten, te vermoorden. Heeft Langmann hem niet mishandeld? Heeft hij hem niet met een revolver gedwongen een gevaarlijke rivier over te zwemmen en heeft hij daarbij niet zijn arm gebroken? Jawel, maar toch komt de drager de van dorst versmachtende koopman iets van zijn drinkwater aanbieden. Langmann begrijpt het niet, hij ziet de kruik voor een steen aan, denkt dat de drager hem wil doden… en schiet.

In het proces, waarin de koopman de verdachte is, blijkt de juiste toedracht. Maar Langmann wordt vrijgesproken op logische en redelijke gronden. Hij had immers alle reden om aan te nemen dat de drager hem zou willen vermoorden. Dat zou de regel geweest zijn. Hij kreeg gelijk, omdat de drager een uitzondering was, waarop hij niet had kunnen rekenen…

U ziet, de logica wint het. Maar toch klopt er iets niet. Er is een fout gemaakt: een onschuldig man werd vermoord, de moordenaar gaat vrijuit. Bertold Brecht vertelt niet met zoveel woorden wáár die fout zit. Hij geeft alleen de raad: “Wat niet vreemd is, vind dat zonderling / Wat gewoonte is, vind dat onverklaarbaar. / Wat gebruikelijk is, moet u verbazen / Wat regel – herken dat als misbruik / En waar u misbruik herkend hebt / Verschaf daar uitkomst!”

Bron: Hoorspelen.eu

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *