John Beringen houdt zich al jaren bezig met het hoorspel. Zo heeft hij in 2009 een remake geregisseerd van Paul Vlaanderen en het Z-4 mysterie, maar zeker nog meer.
John benaderde mij dit keer met een verzoek dat niet direct met hoorspelen te maken heeft.
De tekst met verzoek van John staat tussen {}:
{Er gaat een nieuw boek van mijn hand verschijnen, getiteld “Wie was Jacob B?” Het is een dystopische roman. Mijn uitgever heeft mij gevraagd of ik e-mailadressen kan aanleveren van mensen die mogelijk zijn geïnteresseerd in het boek. Die krijgen dan éénmalig een bericht als het boek verkrijgbaar is. Daarna worden alle e-mailadressen weer gewist – ze worden NIET doorgegeven of doorverkocht zo hebben ze mij schriftelijk laten weten.
Over mijn boek:
Ik ben op zoek naar zoveel mogelijk e-mailadressen van mogelijk geïnteresseerden dat je nu ook wel melding mag maken (met het verzoek om mij te laten weten of ik hun e-mailadres mag doorgeven). En dat wordt alleen eenmalig hiervoor gebruikt.
Maar om de mensen alvast wat nieuwsgierig te maken, heb ik een fragmentje bijgevoegd waarbij ik even een kleine inleiding en slotcommentaar(tje) geef.
Inleiding John:
Als de onzichtbare dreiging voor Jacob B. langzaam maar zeker voelbaar wordt, zit hij samen met zijn broer Franz in een café. Net toen hij bezig was om iets te vertellen aan Franz gebeurde er iets wat zijn angstige gevoelens alleen maar zou versterken.
Fragment:
Hij zweeg omdat de kastelein om stilte riep en vervolgens de radio harder zette.
“Er komt een staatsproclamatie,” verduidelijkte hij.
Iedereen wachtte gespannen tot de marsmuziek was weggestorven. Een monotone stem liet weten dat met ingang van de komende maandag het samenscholingsverbod dat thans voor groepen van meer dan tien personen gold, niet meer van kracht was maar dat het vanaf dat moment verboden was om zich met meer dan vijf personen ergens op te houden. De marsmuziek die ter afsluiting klonk, werd overstemd door protesterende geluiden.
“Mooi is dat,” riep iemand. “Ik heb vier kinderen. Dus als ik met mijn gezin voor een etalage sta te kijken dan kunnen we opgepakt worden.”
“Ach welnee, man,” riep een ander. “Dat is natuurlijk iets heel anders. Trouwens: alsof er tegenwoordig nog zoveel te ZIEN valt in de etalages.”
Iedereen praatte nu door elkaar. Ineens kwam een man overeind die alleen aan een klein tafeltje in een donker hoekje had gezeten. Hij liep naar de tapkast en legde hier een bankbiljet neer.
“Voor iedereen een biertje,” schreeuwde hij boven het lawaai uit. “Op het vernieuwde samenscholingsverbod. Want als we door deze staat toch gek gemaakt worden dan kun je dat maar het beste worden met een extra glaasje achter je kiezen.”
Na deze woorden was alleen nog de orkestmuziek te horen die zachtjes uit de radio klonk.
“Nou Fjodor, je durft nogal wat te zeggen,” verbrak iemand tenslotte de stilte.
“Ja, dat durf ik zeker. Sterker nog: ik zeg wat ik WIL zeggen en dat zou iedereen in dit land eens moeten doen.”
Verbaasd keek Jacob naar hem. De man die Fjodor bleek te heten was een markante verschijning. Hij had lang grijs haar dat tot over de kraag van zijn zwarte jas hing en een grijze baard van zo’n 20 centimeter.
“Wat is dat voor iemand?” vroeg hij zachtjes aan Franz.
“Och, een zonderling die altijd pessimistisch is. Geen slechte vent, maar niemand heeft hem ooit zien lachen. Soms heeft hij wel wat van een onheilsprofeet.”
“Daarvoor heeft hij zijn uiterlijk in ieder geval wel mee,” reageerde Jacob droog.
De kastelein liep met een blad glazen rond en zette er bij iedereen een neer.
“Dank u,” zei Jacob.
“U moet mij niet bedanken, maar Fjodor,” glimlachte de kastelein. “We gaan zo allemaal even met hem proosten.”
Jacob knikte begrijpend. Enige ogenblikken daarna klonk een veelstemmig “proost Fjodor” waarbij iedereen het glas hief. Fjodor maakte een kleine buiging.
“Tot genoegen, heren,” sprak hij waardig. “Maar laat ik u vertellen dat dit ontspannen ogenblik niet meer is dan slechts een vonkje in de duisternis of, zo u wilt, dat ene kleine bloempje tussen het eindeloos voortwoekerende onkruid. Geniet daarom met volle teugen van ieder leuk moment want ik zeg u dat ze steeds schaarser zullen worden.”
Hij leek in extase te raken en wees op de radio: “Zojuist, mijne heren, hebben wij het zoveelste staaltje van knevelarij kunnen aanhoren. Onze handen zullen gebonden worden, onze ogen geblinddoekt, waar is het einde? Ik zie nu reeds donkere wolken aan de horizon verschijnen die over ons zullen trekken. Uiteindelijk zullen wij slaven worden van een systeem dat ons de vrijheid zal ontnemen. De vrijheid om te handelen, de vrijheid om te spreken en mogelijk zelfs de vrijheid om te denken; op een gegeven moment zullen wij ons niet meer kunnen voorstellen dat wij ooit vrij WAREN! En u mag nu allemaal inwendig lachen, mij veroordelen of denken dat ik krankzinnig ben, maar ooit zult u aan mij terugdenken en ontdekken dat ik gelijk had. Zeg nooit dat iets ondenkbaar is want voor u het weet, wordt de ergste droom werkelijkheid. Let maar op: op een dag zult u zich Fjodor kunnen herinneren en dan zal de schaamte die over u komt grenzeloos zijn omdat u ooit twijfelde aan hetgeen hij voorspelde.”
Er volgde applaus waaruit Jacob begreep dat Fjodor wel vaker van dit soort opmerkelijke monologen hield. Inmiddels waren alle gesprekken in het café weer op gang gekomen. Iemand was naar Fjodor toegelopen, had zijn hand op zijn schouder gelegd en zei iets tegen hem. Fjodor knikte en liep weer terug naar zijn tafeltje.
Opmerking John:
Het sombere beeld, zoals Fjodor dat illustreerde, zou niet lang daarna in werkelijkheid nog veel erger blijken te zijn.}
Mocht u geïnteresseerd zijn een mail te ontvangen als het boek uitkomt, kunt u mij uw adres geven via het contactformulier of een rechtstreekse mail. Dan zorg ik dat John Beringen uw e-mailadres ontvangt.