Collectie: Emslandlager

Afbeelding van Geronimo

Samenstelling: Anne Boermans
Aantal delen: 4
Totale duur: 1 uur en 37 minuten
Omroep: NOS (07-04-1988)
Genre: Docudrama

Resumé:
Nederlands dagblad, 6 april 1988.

De Emslandlager: vergeten concentratiekampen aan Nederlandse grens.
Vanaf 1933 lagen vlak over de Nederlandse grens, in Duitsland, concentratiekampen. De eerste, Bögermoor, werd in juni 1933 gebouwd. De laatste, de vijftiende, kwam eind 1938 gereed. De kampen lagen in het uitgestrekte Bourtangerveen. Het was officieel de bedoeling dat de gevangenen het veen gingen ontginnen. Voor velen betekende het echter werken tot de dood erop volgt.

Günter Daus is nu 82. Hij was één van de allereersten die door de nazi’s werd gearresteerd. Hij werd opgepakt omdat hij communist was. In juni 1933 kwam hij met de eerste groep van zestig gevangenen aan in het gehucht Dorpen. Daus vertelt: “We zaten dicht opeengepakt in goederenwagons. Het eerste dat me opviel, toen we stopten, waren de lange perrons. Alles was voorbereid op de aanvoer van duizenden gevangenen. SS’ers met de herdershonden en karabijnen begonnen op ons in te slaan. We moesten de trein uit, en lopen, twintig kilometer over een zandweg. De bewakers bleven slaan en schoppen. Ik was toen twintig, dus ik kon het wel hebben; maar er waren ook gevangenen van in de zestig, die op krukken liepen. Ze werden zo geslagen dat anderen hen het laatste stuk moesten meeslepen.”

Hel aan de Bosrand.
In de herfst van 1933 waren er drie concentratiekampen in Duitsland: naast het beruchte Dachau waren dat Börgermoor en Esterwegen, beide bij de Nederlandse grens.

Esterwegen werd De Hel aan de Bosrand genoemd. SS-bewakers kregen daar hun opleiding. Daar werden ze gehard in het folteren, het treiteren, het doodschieten.

De heer Kaput woont in Groningen. Hij was in de periode rond 1941 vrachtrijder. Hij bracht brood en ander voedsel naar de kampen; hij zag wat er gebeurde. Over Esterwegen vertelt hij: “Rond de barakken liep een hek met prikkeldraad. Dat stond onder stroom. Er zijn er veel met opzet op ingerend, ze konden het niet meer aan. Op een dag bleef mijn auto vastzitten in de modder. Normaal mocht ik nooit uit de cabine maar nu moest ik toch lopend door het kamp om hulp te zoeken. Toen zag ik die muur; een muur van kalksteen, ze hadden er figuren van mensen op getekend. Ze zaten vol met kogelgaten. Er lag bloed, dus daar werden de gevangenen gedood.

Op een dag kreeg een bewaker het bericht dat zijn broer aan het Oostfront gesneuveld was. Uit woede slaat hij de eerste de beste gevangene met zijn geweerkolf dood. Dat heb ik zelf gezien”, vertelt Kaput. Soms zat er een gevangene bij hem in de auto. Eén vertelde over z’n kameraden. Die wilden waardig sterven. Ze ontvluchtten het kamp en verdronken zich in een plas water van nog geen twintig centimeter diep.

Politieke gevangenen.
Volgens de Duitse autoriteiten zaten er in de kampen misdadigers. Maar in werkelijkheid zaten er politieke tegenstanders van de nazi’s en groepen mensen die volgens de nazi’s moesten verdwijnen; joden, zigeuners, homoseksuelen.

De heer De Jonge uit het Duitse Weener was één van de allereerste joden die in een concentratiekamp terecht kwam. In de zomer van 1933 werd hij gearresteerd. Hij had een goed lopende winkel en dat gaf scheve ogen. Op een valse beschuldiging werd hij opgepakt en in het concentratiekamp Börgermoor gezet.

De zoon van De Jonge is nu 62, hij woont in Leeuwarden. Hij vertelt hoe vanaf begin 1933 de SA voor hun huis regelmatig spreekkoren aanhief en de ruiten ingooide. Toen vader De Jonge na dertien maanden uit het kamp kwam, vertelde hij over de folteringen. Nu in 1988 wil de zoon daar niet meer over spreken. Hij verwijst naar het boek van Wolfgang Langhoff. Die zat in dezelfde tijd in het kamp als De Jonge, en schreef er al in 1935 een boek over. Het boek kwam ook uit in Nederland maar niemand wilde geloven dat het waar was wat Langhoff schreef.

Over vader De Jonge schrijft hij: “’s Ochtends en ’s avonds bij het appel hoorden we in de arrestantenbarak het kreunen en jammeren van de kameraden die daar in eenzame opsluiting zaten.

Eén van hen was de jood De Jonge. Hij werd mishandeld door een SS’er, die Kern heette. Als Kern de deur van de cel opendeed moest De Jonge op z’n knieën klaarliggen en zeggen: Ik ben een jood, herkent u mijn neus? Hij moest dan een uitgebreid menu opsommen van wat hij zogenaamd gegeten had. Dat moest foutloos; ze hadden het er in geslagen. Maar meestal liep het mis. Dan ging Kern naar de volgende cel waar een joodse jongen lag, die geestelijk gebroken was. Die kreeg dan een knuppel en moest De Jonge afranselen. Dat ging zes weken door.”

De zoon van De Jonge in 1988: “We wilden in 1938 vluchten naar Nederland. We wisten dat als mijn vader een uitreisvisum voor Nederland kreeg, hij uit het kamp mocht. Hij zat ondertussen in Sachsenhausen.

We hadden kennissen in Groningen, dus daar wilden we naar toe. Maar toen mijn broer zich meldde bij de inspecteur van de vreemdelingenpolitie, zei die:”Zoek maar een andere stad, we hebben hier al joden genoeg.”

Toen vestigden we ons in Leeuwarden. In 1940 zijn we ondergedoken, vader was ook gekomen. We hebben allemaal de oorlog overleefd.”

Nederlandse hulp.
1934, Vlagtwedde. Een oproep van de burgemeester aan de bevolking: “De aandacht van de ingezetenen wordt er op gevestigd, dat in de Duitse concentratiekampen gevangenen zijn opgenomen. (…) Verberging, of hulp aan vluchtelingen zal ernstige onaangenaamheden ten gevolge kunnen hebben.”

Gevangenen in de concentratiekampen probeerden te ontvluchten, want ze wisten dat Nederland vlakbij lag. Als ze daar konden aankomen zouden ze vrij zijn. Althans daar rekenden ze op. Maar in veel gevallen leverde de Nederlandse politie de vluchtelingen meteen weer uit aan de Gestapo. Daus: “Die vluchtelingen werden meestal op weg terug naar het kamp al doodgeslagen. Of neergeschoten. Op de vlucht neergeschoten, heette dat officieel. Ik moet daar wel bij vertellen dat er ook vluchtpogingen zijn geslaagd en dat er één zelfs door Nederlandse politiemensen van eten is voorzien. Ze hebben zijn leven gered.”

De derde uitzending gaat vooral over de periode 1942-1945. Toen waren de concentratiekampen vooral gevuld met krijgsgevangenen uit de Sovjet-Unie. Maar er zaten ook Polen, Tsjechen, en verzetsmensen uit West- Europa: Denen, Fransen, Luxemburgers, Belgen, Nederlanders. De Russen hadden het verschrikkelijk. Er kwamen 660.000 Russen als krijgsgevangene nazi-Duitsland in. Er werd voedsel beschikbaar gesteld voor slechts 300.000. De massagraven op de kerkhoven bij de kampen aan de Nederlandse grens waren het gevolg. Op één plek, Gross Fullen, liggen rond de 12.000 Russen begraven. Het aantal is tot op enkele duizenden nauwkeurig…

Ondergedoken.
Kasper van Zuilekom kwam in november 1944 midden in deze georganiseerde massamoord vlak achter Emmen terecht. Hij was in Rotterdam bij een razzia opgepakt en naar Duitsland vervoerd om als dwangarbeider tankgrachten te graven. Samen met zijn zwager vluchtte hij maar vlak voordat ze in Nederland waren werden ze gearresteerd en in het kamp Versen opgesloten.

Van Zuilekom: “Het was daar vreselijk. Als er ’s avonds een arbeidscommando van zo’n honderd man terug kwam uit het veen, waren er altijd twee, drie doden bij. Die werden op de terugweg in een kruiwagen meegenomen. Er was daar een groep Duitse marinemensen, die was toegevoegd aan de SS-bewaking. Deze marinemensen hebben me het leven gered. Misschien omdat ik nog zo jong was, net twintig. Ik werd al snel erg ziek. Ze stalen toen eten uit de keuken van de SS’ers en sleepten me ’s nachts naar een barak van Franse krijgsgevangenen. Daar was een dokter, die me een medicijn gaf. De SS’ers wilden dat ik aan het werk ging. Maar een andere gevangene, een Duitser, was kampoudste. Hij verstopte me in de ziekenbarak, in een apart kamertje, waar anders de doden lagen. Ik zat dus als het ware in een concentratiekamp ondergedoken”.

Met behulp van Duitse medegevangenen is Van Zuilekom uit Versen gekomen.

In de periode 1941-1945 zijn er in de vijf zuidelijke Emslandlager, achter Emmen en Schoonebeek, in totaal tussen de 25.000 en 30.000 Russische soldaten omgekomen. Om de duizenden doden naar de massagraven te voeren werden in het kale veenland speciale spoorlijntjes aangelegd.

Putten.
In oktober 1944 werden 660 mannen en jongens uit Putten, op de Veluwe, gevangen genomen omdat er in de buurt een auto van de Wehrmacht was overvallen. De Puttenaren werden naar Duitsland getransporteerd 552 kwamen niet terug; 55 van hen kwamen terecht in de Emslandlager Versen en Dalurn. Van Zuilekom heeft ze nog gezien. De meesten van hen hebben deze kampen niet overleefd.

In de vierde uitzending wordt ingegaan op de vraag hoe het komt dat deze Emlandlager zo onbekend zijn gebleven. De meeste Nederlanders hebben er nooit van gehoord. De heer De Jonge, wiens vader al in 1933 in het kamp Börgermoor werd opgesloten, vertelt: “Niemand geloofde ons toen. Pas in 1940, toen Nederland werd bezet, begrepen ze wat mijn vader had meegemaakt.” De nazi’s hadden het steeds maar over kampen voor misdadigers en krijgsgevangenen.

De Nederlanders die deze kampen overleefden kregen na de oorlog te horen, als ze al eens spraken over hu ervaringen: “Waar? Versen? Nooit van gehoord.” Dan hielden ze verder maar hun mond. In de Emslandlager waren geen gaskamers. Maar wel werd er gefolterd en was er sprake van massavernietiging van Russische soldaten en Russische en Poolse burgers.

Een groep Nederlandse en Duitse anti-fascisten heeft zich er voor ingezet dat de herinnering aan deze kampen bewaard blijft. Langzaam maar zeker zijn ook de plaatselijke autoriteiten bereid gevonden om gedenkstenen aan te brengen. Vaak worden deze besmeurd met rode hakenkruisen. leder jaar wordt op 8 mei op het kerkhof van het voormalige concentratie kamp Esterwegen een herdenking gehouden, georganiseerd door Nederlandse en Duitse particulieren.

Op dit moment moet je zoeken om nog iets terug te vinden van die kampen. Van Esterwegen is nog het meeste overgebleven: de Lagerstrasse, omzoomd door bomen, het dubbele hek met het pad ertussen waar de bewakers liepen. En in de buurt van Aschendorf, waar enkele kampen lagen, staat naast de weg cc transformatorhuisje. Met ook nu, april 1988, een bordje: ASCHENDORF MOOR, LAGER ZWEI.

Bron: Hoorspelen.eu

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *