Schrijver: William Luce
Vertaling: Louise van Santen
Regie: Marlies Cordia
Inspiciënt: Judith Smorenberg
Aantal delen: 1
Totale duur: 1 uur en 27 minuten
Omroep: TROS (06-04-1986)
Genre: Monoloog
Resumé:
Emily Elizabeth Dickinson (1830-1886) was een Amerikaanse dichteres wier werk tezamen met dat van Walt Whitman een nieuw tijdperk in de Amerikaanse poëzie inluidde: het modernisme.
Dickinson werd geboren in een welgestelde familie in het Amerikaanse Amherst, Massachusetts. Dickinson bleef ongehuwd en zou het grootste gedeelte van haar leven binnen de muren van het familiehuis doorbrengen. Jarenlang is aangenomen dat deze keuze voortvloeide uit xenofobie, maar uit recent onderzoek van haar correspondentie blijkt dat dit kluizenaarschap à la Thoreau uit vrije wil was gekozen, zodat ze dichter bij haar eigen kern kon komen.
Ofschoon ze zichzelf afsloot van de wereld, bleef ze toch op de hoogte van de literaire ontwikkelingen door het lezen van John Ruskin, John Keats en Thomas Browne. Haar poëzie vertoont overeenkomsten met het werk van de Amerikaanse dichter Walt Whitman (1819-1892). Dickinson schuwt evenmin experimenten en maakt gebruik van het vrij vers en een ongebruikelijke typografie.
In haar gedichten over haar eigen belevingswereld streeft zij net als Whitman een lyrische weergave na van het eigen bewustzijn. Ondanks de uitzonderlijke originaliteit van haar werk werden er tijdens haar leven slechts zeven van de bijna achttienhonderd gedichten gepubliceerd en dan nog anoniem.
Algemene erkenning van haar werk vond pas plaats in de twintigste eeuw. Tot de uitgave van Thomas Johnson in 1955 werden de gedichten meestal bewerkt in een vorm die de uitgever geschikter voor zijn lezers vond, vaak ook onderverdeeld in categorieën als liefde, vriendschap en natuur. De uitgave van Johnson brak hiermee, door als eerste een vorm te kiezen die dicht bij de originele teksten stond.
Bron: Hoorspelen.eu